De Riessndrs en ’n Stoom – YouTube

Hoe is Rijssen aan zijn jutefabriek gekomen? De zuidelijke Nederlanden (nu België) scheidden zich in 1830 van Nederland af. Juist in dit deel van ons land was de textielindustrie gevestigd. Een bekend artikel uit die tijd was het Gentse bedrukte katoen. Koning Willem I bemoeide zich met de gang van zaken en bepaalde dat Twente het nieuwe textielgebied van Nederland moest worden. Waar wij nu wonen, in Oost-Nederland, was bijna geen industrie en de mensen leefden er vaak in armoede. Er was echter één probleem: het gebied moest ontsloten worden. Koning Willem I besloot dat er een weg aangelegd moest worden van Zwolle naar Almelo. De Rijssenaar Ter Horst, die een steenfabriek had op de hoek Holterstraatweg-Banisweg, werd de aannemer van deze weg. In zijn fabriek werden de stenen gebakken voor deze weg en Ter Horst hield er een leuk bedrag aan over. Van dit geld bouwde hij in 1835 een katoenfabriek aan de Wierdensestraat.

 

Katoen moest uit Amerika komen en toen in 1861 daar de burgeroorlog uitbrak, die vier jaar duurde, kwam er mondjesmaat katoen naar Nederland wat ook nog erg duur was. In Rijssen oriënteerde men zich toen op een ander soort textielproductie. In Schotland, Engeland en het Franse Lille was men begonnen met het weven van jute. Er was veel vraag naar onder andere jutezakken als verpakkingsmateriaal. Na de nodige informatie te hebben ingewonnen liet Ter Horst in 1865 een nieuwe jutefabriek bouwen. De fabriek werd door middel van gaslampen verlicht, wat heel modern was voor die tijd. Het gas was niet, zoals nu, te koop maar je moest het zelf maken. Dus bouwde Ter Horst ook een eigen gasfabriek. Jute komt van de juteplant die groeit in India, Pakistan en Bangladesh als riet in het water. Per schip werd de jute aangevoerd naar de haven van Rotterdam en per trein kwamen de balen ruwe jute naar Rijssen. De productie kon beginnen.