Industriekelder

Van Veen naar Steen

De steen- en pannenbakkerijen vormden een belangrijke bron van inkomsten voor Rijssen. De bakstenen en pannen werden gebakken van leem, een grondstof die volop aanwezig was in de omgeving van de stad. Het afbakken gebeurde in veldovens, waarvan er rond 1850 ongeveer 45 in en rondom Rijssen in gebruik waren

Men stookte de veldovens met turf. Turf werd ook gebruikt als brandstof voor de kachels thuis en het werd op grote schaal gestoken voor bemesting van de grond.

Van Steen naar Jute

Wat Philips is voor Eindhoven, was de jutefabriek van de firma Ter Horst voor Rijssen. De gebroeders Ter Horst stichtten in 1865 een jutegarenspinnerij op stoom. Er waren zes spinmachines en vier weefgetouwen. De jute kwam uit Azië en werd vanuit West-Nederland aangevoerd in de zompen over de Regge en vervolgens met paard en wagen naar de fabriek gereden.

Het was zwaar werk in de jute-industrie, voor mannen, vrouwen en kinderen. Lage lonen en lange arbeidstijden leidden in de winter van 1906-1907 tot een georganiseerde staking onder het personeel. Een van de eerste textielstakingen in Nederland.

Een groot deel van de Rijssense bevolking vond een vorm van bestaan in de jute-industrie. Op de top van haar bestaan in 1949, werkten er  zo’n 1500 arbeiders bij de Koninklijke Jutespinnerij en Weverij ter Horst & Co. Na 1977 was de juteindustrie op zijn retour. Op 12 februari 2003 werd het bedrijf failliet verklaard. Er waren toen nog 51 werknemers is dienst.